Personeel hulpverleningszones: nieuwe regelgevende maatregelen

Fire brigade
Regulation
Er zijn nieuwe regelgevende maatregelen ingevoerd voor het operationeel personeel in de hulpverleningszones met betrekking tot de begeleidingscommissie van de hervorming, cumulmachtigingen, opleidingen en bevorderingen.

In de schoot van de Begeleidingscommissie van de hervorming van de Civiele Veiligheid werd midden 2018 een werkgroep Opleiding opgericht om een snelle oplossing te zoeken voor een aantal acute situaties in de organisatie van de opleidingen van het operationeel personeel van de hulpverleningszones. Andere punten werden toegevoegd op vraag van de vakbonden van de brandweer. Die quick wins werden opgenomen in een besluit dat op 13 april 2verloven en 019 ondertekend werd door de Koning. Het werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 3 mei 2019.

De nieuwe maatregelen betreffen volgende punten:

1.  Het aanpassen van de duurtijd van de cumulmachtigingen voor een functie van vrijwillig lid in een andere hulpverleningszone.

Doordat cumulmachtigingen voor maximaal 4 jaar gegeven kunnen worden en sommige zones kortere termijnen hanteren, werd het opportuun gevonden om een zekere stabiliteit te geven aan het engagement als vrijwillig brandweerman.
De duurtijd van de cumul voor een functie van beroepsbrandweerman in de ene zone en vrijwillig brandweerman in de andere loopt samen met de duur van de tijdelijke benoeming van vrijwillig brandweerman van 6 jaar. In het geval men een stage (b.v. in het kader van een aanwerving of een mobiliteit) uitoefent, geldt de machtiging voor de duur van de stage opgeteld met de duur van de tijdelijke benoeming van de vrijwillige brandweerman.
Daarnaast krijgt de zone de mogelijkheid om de cumulmachtiging in te trekken, wanneer duidelijk wordt dat de cumulactiviteiten een negatieve impact hebben op de uitoefening van de functie van beroepsbrandweerman. Mits een gemotiveerde beslissing kan de raad die cumul dan stoppen met onmiddellijke ingang.

 

2.  Het opsplitsen van alle onderdelen van het federaal geschiktheidsattest (FGA) in aparte modules.

Het koninklijk besluit van 26 januari 2018 had reeds aparte modules gemaakt van enerzijds de fysieke proeven en anderzijds de cognitieve en handvaardigheidsproeven. Nu worden ook deze 2 laatste onderdelen opgedeeld in aparte modules, zodat kandidaten niet opnieuw een onderdeel moeten afleggen waarvoor ze eigenlijk eerder al slaagden. Dit voorstel laat toe om tijd en geld te besparen en is motiverender voor de kandidaten.

 

3.  De praktische uitvoering van het cognitief gedeelte in de bevorderingsexamens voor de graad van sergeant of de graad van kapitein.

Het bevorderingsexamen voor toelating tot de graad van sergeant en het bevorderingsexamen voor toelating tot de graad van kapitein zullen pas vanaf 1 januari 2021 de competentietest voor het middenkader of het hoger kader bevatten. De verplichting om deze competentietest af te leggen was oorspronkelijk in werking getreden op 2 maart 2018. De eerste toepassingen ervan leverden echter veel moeilijkheden op. Door deze maatregel in te voeren met vertraging kunnen die moeilijkheden opgelost worden. Kandidaten zullen zich beter kunnen voorbereiden op deze proef en de proef kan ook beter onderbouwd worden. Er is voorzien om deze maatregel in werking te laten treden met retroactieve werking, om de gelijkheid te respecteren tussen alle personen die een bevorderingsexamen aflegden na 2 maart 2018 en diegenen die het nog zullen afleggen tot en met 31 december 2020.

 

4.  De organisatie van de verplichte voortgezette opleiding.

In de praktijk is het moeilijk om de jaarlijkse verplichting voor alle brandweerlieden te laten respecteren. Naar het voorbeeld van de verplichtingen inzake dringende medische hulpverlening zal 120u opleiding op 5 jaar tijd moeten gevolgd worden. Het aantal uren voortgezette opleiding wordt vanaf 1 januari 2019 dus niet meer bekeken over een periode van één, doch over een periode van vijf jaar. Dat biedt meer soepelheid in het organiseren en volgen van voortgezette opleidingen. Aangezien de referentieperiode langer wordt, is het niet nodig om overdrachten van overschotten aan uren voortgezette opleidingen over te dragen naar een volgende referentieperiode. Dergelijke overdrachten zullen dus niet meer mogelijk zijn (ook niet van 2018 naar 2019).
Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2019, met het oog op een eenvoudige berekening van de opleidingsuren.
Bijgevolg is het ook passend om de regels over de voortgezette opleiding in geval van langdurige afwezigheid te wijzigen: wanneer de periodes van afwezigheid samengeteld meer dan 18 maanden bedragen tijdens de periode van 5 jaar voor een personeelslid, zal de referentieperiode verlengd worden met de duur van de afwezigheid voor het betrokken personeelslid.  
Dit impliceert ook dat het ambtshalve ontslag van een personeelslid dat niet voldoet aan de verplichtingen inzake voortgezette opleiding niet meer mogelijk is na 1 jaar, maar wel na een periode van 5 jaar.

 

5.  De berekeningsmethode van de omstandigheidsverloven wordt herzien.

De omstandigheidsverloven worden voor alle personeelsleden omgerekend in uren en minuten. Het personeel zal ook niet meer verplicht zijn om het omstandigheidsverlof op het moment van of in een korte periode na de omstandigheid die het verlof verantwoordt op te nemen.

B.v. bij de bevalling van de echtgenote van het beroepspersoneelslid, zal hij verlof kunnen nemen voor het equivalent van 10 dagen van 7u36 in de plaats van gedurende de 10 opeenvolgende dagen vanaf de dag van de bevalling.

B.v. voor de plechtige communie van het kind van het beroepspersoneelslid kan hij ofwel het omstandigheidsverlof opnemen gedurende de volledige dag van de plechtige communie, ofwel het verlof nemen op een andere dag ten belope van 7u36.

 

6.  De aanpassing van de subsidies voor de organisatie van het federale geschiktheidsattest (FGA).

Op basis van een externe studie worden de subsidies voor het organiseren van de selectieproeven van het FGA, georganiseerd door de FOD Binnenlandse Zaken via de opleidingscentra, verhoogd. Dat laat toe dat de kosten die de opleidingscentra maken voor de organisatie van het FGA correcter gedekt kunnen worden. Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2019, met het oog op een eenvoudige subsidieberekening.

 

7.  Wijziging van het geldelijk statuut, om te vermijden dat een brandweerman, die bevorderd werd tot korporaal, geen effectieve verhoging in weddeschaal zou hebben.

De volgende regel werd ingevoerd: voor de berekening van de anciënniteit in de eerste weddeschaal toegekend na een bevordering in de graad van korporaal, wordt ook rekening gehouden met de anciënniteit die werd verworven in de laatste weddeschaal waarvan het personeelslid genoot in de graad van brandweerman. Die regel heeft als gevolg dat alle brandweermannen die bevorderen tot korporaal een effectieve verhoging in weddeschaal genieten.
Deze wijziging krijgt retroactieve werking vanaf het moment dat de oorspronkelijke regel werd ingevoerd, om de brandweermannen die sinds 1 januari 2015 promoveerden tot korporaal op een gelijke wijze te kunnen behandelen.

 

8.  De retroactieve werking van bepaalde bevorderingen in weddeschaal wordt vastgelegd in het geldelijk statuut.

De bevordering in weddeschaal kan pas gebeuren nadat de evaluatie van de brandweerman eerst volgens het nieuwe statuut gebeurd is. Er werd vastgesteld dat verschillende zones geaarzeld hebben met het doorvoeren van een evaluatiesysteem van het personeel. Aangezien het niet kan aangerekend worden aan de personeelsleden dat ze niet tijdig een evaluatie hebben gekregen omwille van de vertraging van de invoering van het evaluatiesysteem door de zone, mag de bevordering in weddeschaal van het personeelslid niet negatief beïnvloed worden en er moet een retroactieve werking gegeven worden aan de bevordering.  

De volledige teksten vind je hier: